Genesis 44:2-12

2 En mijn beker, den zilveren beker, zult gij leggen in den mond van den zak des kleinsten, met het geld van zijn koren. En hij deed naar Jozefs woord, hetwelk hij gesproken had.
3 Des morgens, als het licht werd, zo liet men deze mannen trekken, hen en hun ezelen.
4 Zij zijn ter stad uitgegaan; zij waren niet verre gekomen, als Jozef tot dengene, die over zijn huis was, zeide: Maak u op, en jaag die mannen achterna; en als gij hen zult achterhaald hebben, zo zult gij tot hen zeggen: Waarom hebt gij kwaad voor goed vergolden?
5 Is het deze niet, waaruit mijn heer drinkt? en waarbij hij iets zekerlijk waarnemen zal? Gij hebt kwalijk gedaan, wat gij gedaan hebt.
6 En hij achterhaalde hen, en sprak tot hen diezelfde woorden.
7 En zij zeiden tot hem: Waarom spreekt mijn heer zulke woorden? Het zij verre van uw knechten, dat zij zodanig ding doen zouden.
8 Zie, het geld, dat wij in den mond onzer zakken vonden, hebben wij tot u uit het land Kanaan wedergebracht; hoe zouden wij dan uit het huis uws heren zilver of goud stelen?
9 Bij wien van uw knechten hij gevonden zal worden, dat hij sterve; en ook zullen wij mijn heer tot slaven zijn!
10 En hij zeide: Dit zij nu ook alzo, naar uw woorden! Bij wien hij gevonden wordt, die zij mijn slaaf; maar gijlieden zult onschuldig zijn.
11 En zij haastten, en iegelijk zette zijn zak af op de aarde, en iegelijk opende zijn zak.
12 En hij doorzocht, beginnende met den grootste, en voleindigende met den kleinste; en die beker werd gevonden in den zak van Benjamin.

Genesis 44:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 44

This chapter relates the policy of Joseph in making an experiment of his brethren's regard and affection for Benjamin; he ordered his steward to put every man's money into his sack, and his silver cup in Benjamin's, and when they were got out of the city, to follow after them, and charge them with the theft, as he did; and having searched their sacks, as they desired he would, found the cup with Benjamin, which threw them into the utmost distress, and obliged them to return to Joseph, Ge 44:1-14; who charged them with their ill behaviour towards him; they acknowledge it, and propose to be his servants; but he orders them to depart to their father, retaining Benjamin in servitude, Ge 44:15-17; upon which Judah addressed him in a very polite and affectionate manner, and relates the whole story, both of what passed between Joseph and them, concerning Benjamin, the first time they were in Egypt, and between their father and them upon the same subject, when he directed them to go a second time thither to buy corn, and how he became a surety to his father for him, and therefore proposed to be his bondman now, not being able to see his father's face without Benjamin, Ge 44:18-34.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.