Numberi 4:8-18

8 Daarna zullen zij een scharlaken kleed daarover uitspreiden, en zullen dat met een deksel van dassenvellen bedekken; en zij zullen derzelver handbomen aanleggen.
9 Dan zullen zij een kleed van hemelsblauw nemen, en bedekken den kandelaar des luchters, en zijn lampen, en zijn snuiters, en zijn blusvaten, en al zijn olievaten, met welke zij aan denzelven dienen.
10 Zij zullen ook denzelven, en al zijn gereedschap, in een deksel van dassenvellen doen, en zullen hem op den draagboom leggen.
11 En over het gouden altaar zullen zij een kleed van hemelsblauw uitspreiden, en zullen dat met een deksel van dassenvellen bedekken; en zij zullen deszelfs handbomen aanleggen.
12 Zij zullen ook nemen alle gereedschap van den dienst, met hetwelk zij in het heiligdom dienen, en zullen het leggen in een kleed van hemelsblauw, en zullen hetzelve met een deksel van dassenvellen bedekken; en zij zullen het op den draagboom leggen.
13 En zij zullen de as van het altaar vegen, en zij zullen daarover een kleed van purper uitspreiden.
14 En zij zullen daarop leggen al zijn gereedschap, waarmede zij aan hetzelve dienen, de koolpannen, de krauwelen, en de schoffelen, en de sprengbekkens, al het gereedschap des altaars; en zij zullen daarover een deksel van dassenvellen uitspreiden, en zullen deszelfs handbomen aanleggen.
15 Als nu Aaron en zijn zonen, het dekken van het heiligdom, en van alle gereedschap des heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen voleind hebben, zo zullen daarna de zonen van Kahath komen om te dragen; maar zij zullen dat heilige niet aanroeren, dat zij niet sterven. Dit is de last der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst.
16 Het opzicht nu van Eleazar, den zoon van Aaron, den priester, zal zijn over de olie des luchters, en het reukwerk der welriekende specerijen, en het gedurig spijsoffer, en de zalfolie; het opzicht des gansen tabernakels, en alles wat daarin is, aan het heiligdom en aan zijn gereedschap.
17 En de HEERE sprak tot Mozes en tot Aaron, zeggende:
18 Gij zult den stam van de geslachten der Kahathieten niet laten uitgeroeid worden, uit het midden der Levieten;

Numberi 4:8-18 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 4

This chapter relates an order to number the Levites fit for business, and gives an account of the time and age when they should enter into service, and how long they should continue therein, Nu 4:1-3; what their particular service should be; and first of the Kohathites, Nu 4:4-20; next of the Gershonites, Nu 4:21-28; and then of the Merarites, Nu 4:29-33; after which Moses and Aaron, with the chief of the congregation, numbered each of them, even as many as were at the age fit for service, as the Kohathites, Nu 4:34-37; the Gershonites, Nu 4:38-41; the Merarites, Nu 4:42-45; the sum total of which is given, Nu 4:46-49.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.