Richtere 5:3-13

3 Hoort, gij koningen, neemt ter oren, gij vorsten! Ik, den HEERE zal ik zingen, ik zal den HEERE, den God Israels, psalmzingen.
4 HEERE! toen Gij voorttoogt van Seir, toen Gij daarheen traadt van het veld van Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken van water.
5 De bergen vervloten van het aangezicht des HEEREN; zelfs Sinai van het aangezicht des HEEREN, des Gods van Israel.
6 In de dagen van Samgar, den zoon van Anath, in de dagen van Jael, hielden de wegen op, en die op paden wandelden, gingen kromme wegen.
7 De dorpen hielden op in Israel, zij hielden op; totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond, een moeder in Israel.
8 Verkoos hij nieuwe goden, dan was er krijg in de poorten; werd er ook een schild gezien, of een spies, onder veertig duizend in Israel?
9 Mijn hart is tot wetgevers van Israel, die zich gewillig aangeboden hebben onder het volk; looft den HEERE!
10 Gij, die op witte ezelinnen rijdt, gij, die aan het gerichte zit, en gij, die over weg wandelt, spreekt er van!
11 Van het gedruis der schutters, tussen de plaatsen, waar men water schept, spreekt aldaar te zamen van de gerechtigheid des HEEREN, van de gerechtigheden, bewezen aan zijn dorpen in Israel; toen ging des HEEREN volk af tot de poorten.
12 Waak op, waak op, Debora, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak! en leid uw gevangenen gevangen, gij zoon van Abinoam.
13 Toen deed Hij de overgeblevenen heersen over de heerlijken onder het volk; de HEERE doet mij heersen over de geweldigen.

Richtere 5:3-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JUDGES 5

This chapter contains a song of praise on account of the victories obtained over Jabin, and his kingdom; after an exhortation to praise is given, and kings excited to attend to it, the majestic appearance of God at Seir, on Sinai, is observed, to raise in the mind a divine veneration of him, Jud 5:1-5; then the miserable state and condition Israel was in before these victories, and therefore had the more reason to be thankful, Jud 5:6-8; the governors, and judges, and the people that were delivered, together with Deborah and Barak, are stirred up to rehearse the righteous acts of the Lord, and bless his name, Jud 5:9-13; and those who willingly engaged in the war are praised, and such who were negligent reproved, and some even cursed, Jud 5:14-23; but Jael, Heber's wife, is particularly commended for her exploit in slaying Sisera, Jud 5:24-27; and the mother of Sisera, and her ladies, are represented as wondering at his long delay, and as assured of his having got the victory, Jud 5:28-30; and the song is concluded with a prayer for the destruction, of the enemies of the Lord, and for the happiness and glory of them that love him, Jud 5:31.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.