Richtere 9:26-36

26 Gaal, de zoon van Ebed, kwam ook met zijn broederen, en zij gingen over in Sichem; en de burgeren van Sichem verlieten zich op hem.
27 En zij togen uit in het veld, en lazen hun wijnbergen af, en traden de druiven, en maakten lofliederen; en zij gingen in het huis huns gods, en aten en dronken, en vloekten Abimelech.
28 En Gaal, de zoon van Ebed, zeide: Wie is Abimelech, en wat is Sichem, dat wij hem dienen zouden? is hij niet een zoon van Jerubbaal? en Zebul zijn bevelhebber? dient liever de mannen van Hemor, den vader van Sichem; want waarom zouden wij hem dienen?
29 Och, dat dit volk in mijn hand ware! ik zoude Abimelech wel verdrijven. En tot Abimelech zeide hij: Vermeerder uw heir, en trek uit.
30 Als Zebul, de overste der stad, de woorden van Gaal, den zoon van Ebed, hoorde, zo ontstak zijn toorn.
31 En hij zond listiglijk boden tot Abimelech, zeggende: Zie, Gaal, de zoon van Ebed, en zijn broeders zijn te Sichem gekomen, en zie, zij, met deze stad, handelen vijandiglijk tegen u.
32 Zo maak u nu op bij nacht, gij en het volk, dat met u is, en leg lagen in het veld.
33 En het geschiede in den morgen, als de zon opgaat, zo maak u vroeg op, en overval deze stad; en zie, zo hij en het volk, dat met hem is, tot u uittrekken, zo doe hem, gelijk als uw hand vinden zal.
34 Abimelech dan maakte zich op, en al het volk, dat met hem was, bij nacht; en zij legden lagen op Sichem, met vier hopen.
35 En Gaal, de zoon van Ebed, ging uit, en stond aan de deur van de stadspoort; en Abimelech rees op, en al het volk, dat met hem was, uit de achterlage.
36 Als Gaal dat volk zag, zo zeide hij tot Zebul: Zie, er komt volk af van de hoogten der bergen. Zebul daarentegen zeide tot hem: Gij ziet de schaduw der bergen voor mensen aan.

Richtere 9:26-36 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JUDGES 9

This chapter contains an account of the craft and cruelty of Abimelech, by which he got himself made king of the Shechemites, Jud 9:1-6 of the parable of Jotham, the youngest son of Gideon, concerning the trees, in which he exposes their folly in making Abimelech king, and foretells the ruin of them both, Jud 9:7-21 of the contentions which arose between Abimelech, and the men of Shechem, increased by Gaal the son of Ebed, Jud 9:22-29 who was drawn into a battle with Abimelech, and beaten and forced to fly, Jud 9:30-41 but the quarrel between Abimelech and the men of Shechem ceased not, but still continued, which issued in the entire ruin of the city and the inhabitants of it, Jud 9:42-49 and in the death of Abimelech himself, according to Jotham's curse, Jud 9:50-57.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.