12
En uw huis zij, als het huis van Perez (die Thamar aan Juda baarde), van het zaad, dat de HEERE u geven zal uit deze jonge vrouw.
13
Alzo nam Boaz Ruth, en zij werd hem ter vrouwe, en hij ging tot haar in; en de HEERE gaf haar, dat zij zwanger werd en een zoon baarde.
14
Toen zeiden de vrouwen tot Naomi: Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten u heden een losser te geven; en zijn naam worde vermaard in Israel!
15
Die zal u zijn tot een verkwikker der ziel, en om uw ouderdom te onderhouden; want uw schoondochter, die u liefheeft, heeft hem gebaard, dewelke u beter is dan zeven zonen.
16
En Naomi nam dat kind, en zette het op haar schoot, en werd zijn voedster.
17
En de naburinnen gaven hem een naam, zeggende: Aan Naomi is een zoon geboren; en zij noemden zijn naam Obed; deze is de vader van Isai, Davids vader.
18
Dit nu zijn de geboorten van Perez: Perez gewon Hezron;
19
En Hezron gewon Ram; en Ram gewon Amminadab;
20
En Amminadab gewon Nahesson; en Nahesson gewon Salma;
21
En Salmon gewon Boaz, en Boaz gewon Obed;
22
En Obed gewon Isai; en Isai gewon David.