Ezechiël 25:8-11

8 Alzo zegt de Heere HEERE: Omdat Moab en Seir zeggen: Ziet, het huis van Juda is gelijk al de heidenen;
9 Daarom, ziet, Ik zal de zijde van Moab openen, van de steden af, van zijn steden, die van zijn grenzen af zijn, het sieraad des lands, Beth-Jesimoth, Baal-Meon, en tot Kiriathaim toe;
10 Voor die van het oosten, met het land der kinderen Ammons, hetwelk Ik ter bezitting zal overgeven; opdat der kinderen Ammons onder de heidenen niet meer gedacht worde.
11 Ik zal ook in Moab gerichten oefenen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.

Ezechiël 25:8-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 25

In this chapter the prophet foretells the judgments of God upon the Ammonites, Moabites, Edomites, and Philistines, for their ill usage of the Jews; on the Ammonites, Eze 25:1-7, on the Moabites, Eze 25:8-11, on the Edomites, Eze 25:12-14, on the Philistines, Eze 25:15-17.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.