1 Kronieken 4:1-6

1 De kinderen van Juda waren Perez, Hezron en Charmi, en Hur, en Sobal.
2 En Reaja, de zoon van Sobal, gewon Jahath, en Jahath gewon Ahumai en Lahad; dit zijn de huisgezinnen der Zorathieten;
3 En dezen zijn van den vader Etam: Jizreel, en Isma, en Idbas; en de naam hunner zuster was Hazelelponi.
4 En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem.
5 Asschur nu, de vader van Thekoa, had twee vrouwen, Hela en Naara.
6 En Naara baarde hem Ahuzzam, en Hefer, en Temeni, en Haahastari. Dit zijn de kinderen van Naara.

1 Kronieken 4:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 4

In this chapter is a further account of the tribe of Judah, and of some principal families in it, 1Ch 4:1-23 and of the tribe of Simeon, their families, cities, and villages, 1Ch 4:24-38 and of the enlargement of their borders, and conquest of the Amalekites, 1Ch 4:39-43.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.