1 Kronieken 4:4

4 En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem.

1 Kronieken 4:4 Meaning and Commentary

1 Chronicles 4:4

And Penuel the father of Gedor
The prince of that place, according to some, and the same with Hareph, ( 1 Chronicles 2:51 ) ,

and Ezer the father of Hushah:
thought to be the same with Shuah, ( 1 Chronicles 4:11 ) ,

these are the sons of Hur, the firstborn of Ephratah:
Caleb's wife, ( 1 Chronicles 2:19 ) the Targum adds, the same with Miriam; and so other Jewish writers F24 say, Miriam had two names, and one was Ephratah; though Josephus makes F25 Hur to be her husband, and not her son, as here:

who was the father of Bethlehem;
of the inhabitants of that city, at least part of them, or prince of that place, as his grandson Salma also was, ( 1 Chronicles 2:51 ) .


FOOTNOTES:

F24 Shemot Rabba, sect. 1. fol. 90. 4. Yalkut in 1 Chron. ii. 19.
F25 Antiqu. l. 3. c. 2.

1 Kronieken 4:4 In-Context

2 En Reaja, de zoon van Sobal, gewon Jahath, en Jahath gewon Ahumai en Lahad; dit zijn de huisgezinnen der Zorathieten;
3 En dezen zijn van den vader Etam: Jizreel, en Isma, en Idbas; en de naam hunner zuster was Hazelelponi.
4 En Pnuel was de vader van Gedor, en Ezer de vader van Husah. Dit zijn de kinderen van Hur, den eerstgeborene van Efratha, den vader van Bethlehem.
5 Asschur nu, de vader van Thekoa, had twee vrouwen, Hela en Naara.
6 En Naara baarde hem Ahuzzam, en Hefer, en Temeni, en Haahastari. Dit zijn de kinderen van Naara.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.