2 Kronieken 13:1-7

1 In het achttiende jaar van den koning Jerobeam, zo werd Abia koning over Juda.
2 Hij regeerde drie jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Michaja, de dochter van Uriel, van Gibea; en er was krijg tussen Abia en tussen Jerobeam.
3 En Abia bond den strijd aan met een heir van strijdbare helden, vierhonderd duizend uitgelezen mannen; en Jerobeam stelde tegen hem de slagorde, met achthonderd duizend uitgelezen mannen, kloeke helden.
4 En Abia maakte zich op van boven den berg Zemaraim, dewelke is in het gebergte van Efraim; en hij zeide: Hoort mij toe, Jerobeam, en gans Israel!
5 Staat het u niet toe te weten, dat de HEERE, de God Israels, het koninkrijk over Israel aan David gegeven heeft, tot in eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond?
6 Evenwel is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, en heeft gerebelleerd tegen zijn heer.
7 Daartoe hebben zich ijdele mannen, kinderen Belials, tot hem vergaderd, en hebben zich sterk gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij zich tegen hen niet kon versterken.

2 Kronieken 13:1-7 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 CHRONICLES 13

This chapter begins with the reign of Abijah, 2Ch 13:1,2, gives an account of a battle between him and Jeroboam, previous to which Abijah made a speech to Jeroboam and his army, to vindicate his own cause, encourage his own soldiers, and intimidate the enemy, and dissuade them from fighting, 2Ch 13:3-12 and in the mean while Jeroboam laid an ambush for him, which greatly distressed him, 2Ch 13:13,14, nevertheless he obtained a complete victory over him, 2Ch 13:15-20, and the chapter is concluded with some account of his family and reign, 2Ch 13:21,22.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.