Genesis 14:1-6

1 En het geschiedde in de dagen van Amrafel, de koning van Sinear, van Arioch, de koning van Ellasar, van Kedor-Laomer, de koning van Elam, en van Tideal, den koning der volken;
2 Dat zij krijg voerden met Bera, koning van Sodom, en met Birsa, koning van Gomorra, Sinab, koning van Adama, en Semeber, koning van Zeboim, en de koning van Bela, dat is Zoar.
3 Deze allen voegden zich samen in het dal Siddim, dat is de Zoutzee.
4 Twaalf jaren hadden zij Kedor-Laomer gediend; maar in het dertiende jaar vielen zij af.
5 Zo kwam Kedor-Laomer in het veertiende jaar, en de koningen, die met hem waren, en sloegen de Refaiten in Asteroth-Karnaim, en de Zuzieten in Ham, en de Emieten in Schave-Kiriathaim;
6 En de Horieten op hun gebergte Seir, tot aan het effen veld van Paran, hetwelk aan de woestijn is.

Genesis 14:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 14

This chapter gives an account of a war that was waged, and a battle fought between four kings on one side, and five on the other, and of the occasion and issue of it, who were the first kings, and this the first battle the Scriptures speak of, Ge 14:1-11; Lot and his goods being taken and carried off, with those of Sodom, by the conquerors, Abram hearing of it armed his men, and pursued after them, and overtook and overcame them, and rescued Lot and his goods, with others, and returned, Ge 14:12-16; when he was met by the kings of Sodom and Salem, who congratulated him on his victory, Ge 14:17-19; and what passed between him, and those great personages, is related, Ge 14:20-24.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.