Genesis 2:14-24

14 En de naam der derde rivier is Hiddekel; deze is gaande naar het oosten van Assur. En de vierde rivier is Frath.
15 Zo nam de HEERE God den mens, en zette hem in den hof van Eden, om dien te bouwen, en dien te bewaren.
16 En de HEERE God gebood den mens, zeggende: Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten;
17 Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.
18 Ook had de HEERE God gesproken: Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken, die als tegen hem over zij.
19 Want als de HEERE God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zoals Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.
20 Zo had Adam genoemd de namen van al het vee, en van het gevogelte des hemels, en van al het gedierte des velds; maar voor de mens vond hij geen hulpe, die als tegen hem over ware.
21 Toen deed de HEERE God een diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep; en Hij nam een van zijn ribben, en sloot derzelver plaats toe met vlees.
22 En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam.
23 Toen zeide Adam: Deze is ditmaal been van mijn benen, en vlees van mijn vlees! Men zal haar Manninne heten, omdat zij uit den man genomen is.
24 Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven; en zij zullen tot een vlees zijn.

Genesis 2:14-24 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 2

In this chapter are contained a summary of the works of creation on the six days, and God's resting from his works on the seventh day, and the sanctification of that, Ge 2:1-4 and an account of various things relating to several parts of the creation enlarged on and explained, and of various circumstances omitted in the preceding chapter, which could not so well be taken notice of there; as of a mist arising out of the earth, which watered the herbs and plants before there was any rain to fall upon them, or a man to cultivate them, Ge 2:5,6 and of the matter and manner of man's formation, Ge 2:7 and of the planting of the garden of Eden, and the trees that were in it, and the rivers that watered it, and sprung from it, and the course they steered, the countries they washed, and what those countries abounded with, Ge 2:8-14 of man's being put into it to dress it, and keep it, and of the grant he had to eat of the fruit of any of the trees in it, excepting one, which was forbidden under a penalty of death, Ge 2:15-17 and of all the creatures, beasts and fowls, being brought to him, to give them names, Ge 2:18-20 and of God's providing an help meet for him, and forming Eve out of one of his ribs, and of their marriage together, and the institution of marriage, Ge 2:21-24 and the chapter is concluded with observing the present state and circumstances of our first parents before they fell, Ge 2:25.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.