Handelingen 14:2-12

2 Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.
3 Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende in den Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord Zijner genade, en gaf, dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen.
4 En de menigte der stad werd verdeeld, en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de apostelen.
5 En als er een oploop geschiedde, beiden van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen, en hen te stenigen,
6 Zijn zij, alles overlegd hebbende, gevlucht naar de steden van Lykaonie, namelijk Lystre en Derbe, en het omliggende land;
7 En verkondigden aldaar het Evangelie.
8 En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van zijner moeders lijf, die nooit had gewandeld.
9 Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende, en ziende, dat hij geloof had om gezond te worden,
10 Zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en wandelde.
11 En de scharen, ziende, hetgeen Paulus gedaan had, verhieven hun stemmen, en zeiden in het Lycaonisch: De goden zijn den mensen gelijk geworden, en tot ons nedergekomen.
12 En zij noemden Barnabas Jupiter, en Paulus Mercurius, omdat hij het woord voerde.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.