Handelingen 14:3

3 Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende in den Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord Zijner genade, en gaf, dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen.

Handelingen 14:3 Meaning and Commentary

Acts 14:3

Long time therefore abode they
At Iconium, undaunted and not discouraged, at the treatment they met with: but continued,

speaking boldly in the Lord;
using great freedom of speech, and showing great courage and intrepidity of mind; speaking out, without fear, the doctrines of the Gospel, in the name of the Lord, and depending upon strength, assistance, and support, from him:

which gave testimony unto the word of his grace;
the Gospel, so called, because it is a publication of the grace and favour of God to the sons of men; in the choice of some of them to everlasting life, in the mission of his Son to redeem them, in the justification of them by his righteousness, and in the forgiveness of them through his blood, in the regeneration of them by his Spirit, in adopting them into his family, and making them heirs of eternal life; and because it is a means of implanting his grace in their souls; to this he bore witness, by giving it success, notwithstanding the opposition made against it, and by miracles wrought in confirmation of it, as follows:

and granted signs and wonders to be done by their hands;
such as healing the sick, curing the lame, casting out devils; and the like, whereby a testimony was given to the truth of the doctrine they preached: and it may be observed, that these miraculous works were not wrought by the power of the apostles, but by the power of God; they were only instruments by whom they were done; it was owing to a grant from the Lord, and to his power, that they were performed.

Handelingen 14:3 In-Context

1 En het geschiedde te Ikonium, dat zij te zamen gingen in de synagoge der Joden, en alzo spraken, dat een grote menigte, beiden van Joden en Grieken, geloofde.

2 Maar de Joden, die ongehoorzaam waren, verwekten en verbitterden de zielen der heidenen tegen de broeders.

3 Zij verkeerden dan aldaar een langen tijd, vrijmoediglijk sprekende in den Heere, Die getuigenis gaf aan het Woord Zijner genade, en gaf, dat tekenen en wonderen geschiedden door hun handen.

4 En de menigte der stad werd verdeeld, en sommigen waren met de Joden, en sommigen met de apostelen.

5 En als er een oploop geschiedde, beiden van heidenen en van Joden, met hun oversten, om hun smaadheid aan te doen, en hen te stenigen,