Lukas 22:8-18

8 En Hij zond Petrus en Johannes uit, zeggende: Gaat heen, en bereidt ons het pascha, opdat wij het eten mogen.
9 En zij zeiden tot Hem: Waar wilt Gij, dat wij het bereiden?
10 En Hij zeide tot hen: Ziet, als gij in de stad zult gekomen zijn, zo zal u een mens ontmoeten, dragende een kruik waters; volgt hem in het huis, daar hij ingaat.
11 En gij zult zeggen tot den huisvader van dat huis: De Meester zegt u: Waar is de eetzaal, daar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal?
12 En hij zal u een grote toegeruste opperzaal wijzen, bereidt het aldaar.
13 En zij, heengaande, vonden het, gelijk Hij hun gezegd had, en bereidden het pascha.
14 En als de ure gekomen was, zat Hij aan, en de twaalf apostelen met Hem.
15 En Hij zeide tot hen: Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten, eer dat Ik lijde;
16 Want Ik zeg u, dat Ik niet meer daarvan eten zal, totdat het vervuld zal zijn in het Koninkrijk Gods.
17 En als Hij een drinkbeker genomen had, en gedankt had, zeide Hij: Neemt dezen, en deelt hem onder ulieden.
18 Want Ik zeg u, dat Ik niet drinken zal van de vrucht des wijnstoks, totdat het Koninkrijk Gods zal gekomen zijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.