12
En Salomo zat op den troon van zijn vader David; en zijn koninkrijk werd zeer bevestigd.
13
Toen kwam Adonia, de zoon van Haggith, tot Bathseba, de moeder van Salomo; en zij zeide: Is uw komst vrede? En hij zeide: Vrede.
14
Daarna zeide hij: Ik heb een woord aan u. En zij zeide: Spreek.
15
Hij zeide dan: Gij weet, dat het koninkrijk mijn was, en het ganse Israel zijn aangezicht op mij gezet had, dat ik koning zijn zou; hoewel het koninkrijk omgewend en mijns broeders geworden is; want het is van den HEERE hem geworden.
16
En nu begeer ik van u een enige begeerte; wijs mijn aangezicht niet af. En zij zeide tot hem: Spreek.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.