2 Samuël 6:19

19 En hij deelde uit aan het ganse volk, aan de ganse menigte van Israel, van de mannen tot de vrouwen toe, aan een iegelijk een broodkoek, en een schoon stuk vlees, en een fles wijn. Toen ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn huis.

2 Samuël 6:19 Meaning and Commentary

2 Samuel 6:19

And he dealt among all the people
Gave a dole unto them, divided among them:

[even] among the whole multitude of Israel:
and if there were so many as at first, there were thirty thousand of them, ( 2 Samuel 6:1 ) ; and perhaps more, since it follows:

as well to the women as men;
to both the one and the other; and the women, it is very probable, were not among those that went to fetch the ark, but assembled to attend the entrance of it into the city, and were present at the solemnities of its settlement:

to everyone a cake of bread;
or a loaf of bread, of what quantity is not said, no doubt sufficient for anyone person, or more:

and a good piece [of flesh]:
not only that was good in quality, but large in quantity, a very large piece of it; the Jews say F19 the sixth part of a bullock, they dividing it into six parts as we into four quarters; but it is not likely that such a quantity of flesh should be given to each person;

and a flagon [of wine];
but what such a vessel held cannot be said, though at least we may suppose it equal to a bottle of ours, or more; see ( Song of Solomon 2:5 ) ( Hosea 3:1 ) ;

so all the people departed everyone to his house;
to refresh themselves with the provisions David had given them.


FOOTNOTES:

F19 T. Bab. Pesachim, fol. 36. 3.

2 Samuël 6:19 In-Context

17 Toen zij nu de ark des HEEREN inbrachten, stelden zij die in haar plaats, in het midden der tent, die David voor haar gespannen had; en David offerde brandofferen voor des HEEREN aangezicht, en dankofferen.
18 Als David geeindigd had het brandoffer en de dankofferen te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN der heirscharen.
19 En hij deelde uit aan het ganse volk, aan de ganse menigte van Israel, van de mannen tot de vrouwen toe, aan een iegelijk een broodkoek, en een schoon stuk vlees, en een fles wijn. Toen ging al dat volk heen, een iegelijk naar zijn huis.
20 Als nu David wederkwam, om zijn huis te zegenen, ging Michal, Sauls dochter, uit, David tegemoet, en zeide: Hoe is heden de koning van Israel verheerlijkt, die zich heden voor de ogen van de dienstmaagden zijner dienstknechten heeft ontbloot, gelijk een van de ijdele lieden zich onbeschaamdelijk ontbloot?
21 Maar David zeide tot Michal: Voor het aangezicht des HEEREN, Die mij verkoren heeft voor uw vader en voor zijn ganse huis, mij instellende tot een voorganger over het volk des HEEREN, over Israel; ja, ik zal spelen voor het aangezicht des HEEREN.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.