Genesis 20:15

15 En Abimelech zeide: Zie, mijn land is voor uw aangezicht; woon, waar het goed is in uw ogen.

Genesis 20:15 Meaning and Commentary

Genesis 20:15

And Abimelech said, behold, my whole land [is] before thee,
&c.] Instead of bidding him be gone, and sending him away in haste out of his country, as the king of Egypt did in a like case, he solicits his stay in it; and to encourage him to it, makes an offer of his whole kingdom to him, to choose which part of it he would to dwell in: dwell where it pleaseth thee;
if there was anyone part of it better than another, or more convenient for him, his family and his flocks, he was welcome to it.

Genesis 20:15 In-Context

13 En het is geschied, als God mij uit mijns vaders huis deed dwalen, zo sprak ik tot haar: Dit zij uw weldadigheid, die gij bij mij doen zult; aan alle plaatsen waar wij komen zullen, zeg van mij: Hij is mijn broeder!
14 Toen nam Abimelech schapen en runderen, ook dienstknechten en dienstmaagden, en gaf dezelve aan Abraham; en hij gaf hem Sara zijn huisvrouw weder.
15 En Abimelech zeide: Zie, mijn land is voor uw aangezicht; woon, waar het goed is in uw ogen.
16 En tot Sara zeide hij: Zie, ik heb uw broeder duizend zilverlingen gegeven; zie, hij zij u een deksel der ogen, allen, die met u zijn, ja, bij allen, en wees geleerd.
17 En Abraham bad tot God; en God genas Abimelech, en zijn huisvrouw, en zijn dienstmaagden, zodat zij baarden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.