Genesis 21:25

25 En Abraham berispte Abimelech ter oorzake van een waterput, die Abimelechs knechten met geweld genomen hadden.

Genesis 21:25 Meaning and Commentary

Genesis 21:25

And Abraham reproved Abimelech because of a well of water,
&c.] Before he swore and entered into covenant with him, he thought it advisable to inform him of an affair that had happened concerning a well of water, which in those hot and dry countries, as the southern parts of the land of Canaan were, was an affair of great importance; and to make complaint of the ill usage of Abimelech's servants with respect to it, and to reason with him about it, that the thing might be adjusted to mutual satisfaction, and so a firm basis and foundation be laid for the continuance of friendship for the future; which was wisely done before their league and covenant was ratified: this it seems was a well which Abimelech's servants had violently taken away:
that is, had by force taken the use of it to themselves for their cattle, and had deprived Abraham of it, though it was of his own digging; and perhaps there might be more than one, and the singular may be put for the plural; and so the Septuagint version has it, "the wells": see ( Genesis 26:15 Genesis 26:18 ) .

Genesis 21:25 In-Context

23 Zo zweer mij nu hier bij God: Zo gij mij, of mijn zoon, of mijn neef liegen zult! naar de weldadigheid, die ik bij u gedaan heb, zult gij doen bij mij, en bij het land, waarin gij als vreemdeling verkeert.
24 En Abraham zeide: Ik zal zweren.
25 En Abraham berispte Abimelech ter oorzake van een waterput, die Abimelechs knechten met geweld genomen hadden.
26 Toen zeide Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan heeft; en ook hebt gij het mij niet aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan heden.
27 En Abraham nam schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die beiden maakten een verbond.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.