Genesis 21:26

26 Toen zeide Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan heeft; en ook hebt gij het mij niet aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan heden.

Genesis 21:26 Meaning and Commentary

Genesis 21:26

And Abimelech said, I wot not who hath done this thing
He pleads ignorance; he knew nothing of it before, nor now which of his servants had done it; intimating, that if he could know who it was, he should severely reprimand him for it: neither didst thou tell me:
signifying that he was to blame he did not complain of it sooner; and at least he had no reason to blame him, since he had never informed him before of it, and therefore could not expect to be redressed: neither yet heard [of it] but today:
he had not heard of it from others, as the Targum of Jonathan rightly adds, by way of explanation, but that very day, and very probably not till the moment he had it from Abraham himself.

Genesis 21:26 In-Context

24 En Abraham zeide: Ik zal zweren.
25 En Abraham berispte Abimelech ter oorzake van een waterput, die Abimelechs knechten met geweld genomen hadden.
26 Toen zeide Abimelech: Ik heb niet geweten, wie dit stuk gedaan heeft; en ook hebt gij het mij niet aangezegd, en ik heb er ook niet van gehoord, dan heden.
27 En Abraham nam schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die beiden maakten een verbond.
28 Doch Abraham stelde zeven ooilammeren der kudde bijzonder.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.