Handelingen 11:8

8 Maar ik zeide: Geenszins, Heere, want nooit is iets, dat gemeen of onrein was, in mijn mond ingegaan.

Handelingen 11:8 Meaning and Commentary

Acts 11:8

But I said, not so, Lord
For he took the voice he heard to be the voice of the Lord, and yet he was not obedient to the heavenly vision, and even though he was an hungry; which shows what a strict observer he was of the ceremonies of the law, and how much he was prejudiced in favour of them:

for nothing common or unclean hath at any time entered into my
mouth;
he had not suffered anything to come within his lips; he had not even tasted, and much less ate anything that was forbidden by the ceremonial law, so strictly had he observed it.

Handelingen 11:8 In-Context

6 Op welk laken als ik de ogen hield, zo merkte ik, en zag de viervoetige dieren der aarde, en de wilde, en de kruipende dieren, en de vogelen des hemels.
7 En ik hoorde een stem, die tot mij zeide: Sta op, Petrus, slacht en eet.
8 Maar ik zeide: Geenszins, Heere, want nooit is iets, dat gemeen of onrein was, in mijn mond ingegaan.
9 Doch de stem antwoordde mij ten tweeden male uit den hemel: Hetgeen God gereinigd heeft, zult gij niet gemeen maken.
10 En dit geschiedde tot driemaal; en alles werd wederom opgetrokken in den hemel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.