1 Kronieken 23:7-17

7 Uit de Gersonieten waren Ladan en Simei.
8 De kinderen van Ladan waren dezen: Jehiel, het hoofd, en Zetham, en Joel; drie.
9 De kinderen van Simei waren Selomith, en Haziel, en Haran, drie; dezen waren de hoofden der vaderen van Ladan.
10 De kinderen van Simei nu waren Jahath, Zina, en Jeus, en Beria; dezen waren de kinderen van Simei; vier.
11 En Jahath was het hoofd, en Zizza de tweede; maar Jeus en Beria hadden niet vele kinderen; daarom waren zij in het vaderlijke huis maar van een telling.
12 De kinderen van Kehath waren Amram, Jizhar, Hebron en Uzziel; vier.
13 De kinderen van Amram waren Aaron en Mozes. Aaron nu werd afgezonderd, dat hij heiligde de allerheiligste dingen, hij en zijn zonen, tot in eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht des HEEREN, om Hem te dienen en om in Zijn Naam tot in eeuwigheid te zegenen.
14 Aangaande nu Mozes, den man Gods, zijn kinderen werden genoemd onder den stam van Levi
15 De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliezer.
16 Van de kinderen van Gersom was Sebuel het hoofd.
17 De kinderen van Eliezer nu waren dezen: Rehabja het hoofd; en Eliezer had geen andere kinderen, maar de kinderen van Rehabja vermeerderden ten hoogste.

1 Kronieken 23:7-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 CHRONICLES 23

In this chapter David makes Solomon king, 1Ch 23:1, calls together the princes, priests, and Levites, numbers the latter, and assigns them their proper work, 1Ch 23:2-5, divides them into three classes, 1Ch 23:6-23, when the number of them was taken from twenty years of age, and upwards; the reasons of which are given, partly from the rest the land enjoyed, and partly from the several branches of their work and office in the temple, 1Ch 23:24-32.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.