1 Samuël 24:13-22

13 De HEERE zal richten tussen mij en tussen u, en de HEERE zal mij wreken aan u; maar mijn hand zal niet tegen u zijn.
14 Gelijk als het spreekwoord der ouden zegt: Van de goddelozen komt goddeloosheid voort; maar mijn hand zal niet tegen u zijn.
15 Naar wien is de koning van Israel uitgegaan? Wien jaagt gij na? Naar een doden hond, naar een enige vlo!
16 Doch de HEERE zal zijn tot Rechter, en richten tussen mij en tussen u, en zien daarin, en twisten mijn twist, en richten mij van uw hand.
17 En het geschiedde, toen David geeindigd had al deze woorden tot Saul te spreken, zo zeide Saul: Is dit uw stem, mijn zoon David? Toen hief Saul zijn stem op en weende.
18 En hij zeide tot David: Gij zijt rechtvaardiger dan ik; want gij hebt mij goed vergolden, en ik heb u kwaad vergolden.
19 En gij hebt mij heden aangewezen, dat gij mij goed gedaan hebt; want de HEERE had mij in uw hand besloten, en gij hebt mij niet gedood.
20 Zo wanneer iemand zijn vijand gevonden heeft, zal hij hem op een goeden weg laten gaan? De HEERE nu vergelde u het goede, voor dezen dag, dien gij mij heden gemaakt hebt.
21 En nu, zie, ik weet, dat gij voorzeker koning worden zult, en dat het koninkrijk van Israel in uw hand bestaan zal.
22 Zo zweer mij dan nu bij den HEERE, zo gij mijn zaad na mij zult uitroeien, en mijn naam zult uitdelgen van mijns vaders huis! [ (I Samuel 24:23) Toen zwoer David aan Saul; en Saul ging in zijn huis, maar David en zijn mannen gingen op in de vesting. ]

1 Samuël 24:13-22 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST SAMUEL 24

Saul being returned from following the Philistines, renews his pursuit after David, 1Sa 24:1,2; and they meeting in a cave, where David had the opportunity of taking away the life of Saul, which his men pressed him to, yet only cut off the skirt of his robe, 1Sa 24:3-8; which, calling after him, he held up to him to convince him he had his life in his hands, but spared it, 1Sa 24:9,10; upon which he very pathetically reasons with him about the unreasonableness and unrighteousness of his pursuit after him, to take away his life, 1Sa 24:11-15; which so affected Saul, that he confessed he was more righteous than he, and owned that the kingdom would be his, and only desired him to swear to him not to cut off his offspring, which David did, and so they parted, 1Sa 24:16-22.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.