2 Samuël 24:17-25

17 En David, als hij den engel zag, die het volk sloeg, sprak tot den HEERE, en zeide: Zie ik, ik heb gezondigd, en ik, ik heb onrecht gehandeld, maar wat hebben deze schapen gedaan? Uw hand zij toch tegen mij en tegen mijns vaders huis.
18 En Gad kwam tot David op dienzelfden dag, en zeide tot hem: Ga op, richt den HEERE een altaar op, op den dorsvloer van Arauna, den Jebusiet.
19 Alzo ging David op naar het woord van Gad, gelijk als de HEERE geboden had.
20 En Arauna zag toe, en zag den koning en zijn knechten tot zich overkomen; zo ging Arauna uit, en boog zich voor den koning met zijn aangezicht ter aarde.
21 En Arauna zeide: Waarom komt mijn heer de koning tot zijn knecht? En David zeide: Om dezen dorsvloer van u te kopen, om den HEERE een altaar te bouwen, opdat deze plage opgehouden worde van over het volk.
22 Toen zeide Arauna tot David: Mijn heer de koning neme en offere, wat goed is in zijn ogen; zie, daar de runderen ten brandoffer, en de sleden en het rundertuig tot hout.
23 Dit alles gaf Arauna, de koning, aan den koning. Voorts zeide Arauna tot den koning: De HEERE uw God neme een welgevallen in u!
24 Doch de koning zeide tot Arauna: Neen, maar ik zal het zekerlijk van u kopen voor den prijs; want ik zal den HEERE, mijn God, niet offeren brandofferen om niet. Alzo kocht David den dorsvloer en de runderen voor vijftig zilveren sikkelen.
25 En David bouwde aldaar den HEERE een altaar, en offerde brandofferen en dankofferen. Alzo werd de HEERE den lande verbeden, en deze plage van over Israel opgehouden.

2 Samuël 24:17-25 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO SECOND SAMUEL 24

In this chapter an account is given of David's numbering of the people, 2Sa 24:1-9; of the sense he had of his sin, and of his acknowledgment of it; and of the Lord's displeasure at it, who sent the prophet Gad to him, to propose three things to him, one of which he was to choose as a punishment for it, 2Sa 24:10-13; when he chose the pestilence, which carried off a great number of the people, 2Sa 24:14-17; and David was directed to build an altar to the Lord in the threshingfloor of Araunah the Jebusite, with whom he agreed for it, and built one on it, and offered upon it, and so the plague was stayed, 2Sa 24:18-25.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.