Ezechiël 23:19-29

19 Doch zij vermenigvuldigde haar hoererijen, gedenkende aan de dagen van haar jeugd, als zij gehoereerd had in het land van Egypte
20 En zij werd verliefd meer dan derzelver bijwijven, welker vlees is als het vlees der ezelen, en welker vloed is als de vloed der paarden.
21 Alzo hebt gij weder opgehaald de schandelijke daad uwer jeugd, als die van Egypte uw tepelen betastten, vanwege de borsten uwer jeugd
22 Daarom, o Oholiba! alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal uw boelen, van welke uw ziel is afgetrokken, tegen u verwekken, en Ik zal hen van rondom tegen u aanbrengen.
23 De kinderen van Babel en alle Chaldeen, Pekod, en Soa, en Koa, en alle kinderen van Assur met hen; gewenste jongelingen, die allen vorsten en overheden zijn, hoofdmannen en vermaarde lieden, die allen te paard rijden.
24 Die zullen tegen u komen met karren, wagenen en wielen, en met een vergadering van volken, rondassen, en schilden, en helmen; zij zullen zich rondom tegen u zetten; en Ik zal voor hun aangezicht het gericht stellen, en zij zullen u richten naar hun rechten.
25 En Ik zal Mijn ijver tegen u zetten, dat zij in grimmigheid met u zullen handelen; zij zullen uw neus en uw oren afnemen, en het laatste van u zal door het zwaard vallen; zij zullen uw zonen en uw dochteren wegnemen, en het laatste van u zal door het vuur verteerd worden.
26 Zij zullen u ook uw klederen uittrekken, en uw sieraadtuig wegnemen.
27 Zo zal Ik uw schandelijkheid van u doen ophouden, mitsgaders uw hoererij, gebracht uit Egypteland; en gij zult uw ogen naar hen niet opheffen, en aan Egypte niet meer gedenken.
28 Want alzo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik zal u overgeven in de hand dergenen, die gij haat, in de hand dergenen, van dewelken uw ziel is afgetrokken.
29 Die zullen met u handelen uit haat, en al uw arbeid wegnemen, en u naakt en bloot laten, dat uw hoerenschaamte ontdekt worde, mitsgaders uw schandelijkheid en uw hoererijen.

Ezechiël 23:19-29 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 23

In this chapter the idolatries of Israel and Judah are represented under the metaphor of two harlots, and their lewdness. These harlots are described by their descent; by the place and time in which they committed their whoredoms; by their names, and which are explained, Eze 23:1-4, the idolatries of Israel, or the ten tribes, under the name of Aholah, which they committed with the Assyrians, and which they continued from the Egyptians, of whom they had learned them, are exposed, Eze 23:5-8, and their punishment for them is declared, Eze 23:9,10 then the idolatries of Judah, or the two tribes, under the name of Aholibah, are represented as greater than those of the ten tribes, Eze 23:11, which they committed with the Assyrians, Eze 23:12, with the Chaldeans and Babylonians, Eze 23:13-18 in imitation of the Egyptians, reviving former idolatries learnt of them, Eze 23:19-21, wherefore they are threatened, that the Chaldeans, Babylonians, and Assyrians, should come against them, and spoil them, and carry them captive, Eze 23:22-35, and the prophet is bid to declare the abominable sin of them both, Eze 23:36-44, and to signify that they should be judged after the manner of adulteresses, should be stoned, and dispatched with swords, their sons and their daughters, and their houses burnt with fire; by which means their adulteries or idolatries should be made to cease, Eze 23:45-49.

as the Targum; another prophecy, one upon the same subject, as in Eze 16:1,

\\saying\\; as follows:

28967-950611-1613-Eze23.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.