Jozua 16:1-6

1 Daarna kwam het lot der kinderen van Jozef uit: van de Jordaan bij Jericho, aan het water van Jericho, oostwaarts, de woestijn opgaande van Jericho, door het gebergte Beth-El;
2 En het komt van Beth-El uit naar Luz; en het gaat door tot de landpale des Archiets, tot Ataroth toe;
3 En het gaat af tegen het westen naar de landpale Jafleti, tot aan de landpale van het benedenste Beth-horon, en tot Gezer; en haar uitgangen zijn aan de zee.
4 Alzo hebben hun erfdeel bekomen de kinderen van Jozef, Manasse en Efraim.
5 De landpale nu der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen, is deze: te weten, de landpale huns erfdeels was oostwaarts Atroth-Addar tot aan het bovenste Beth-Horon.
6 En deze landpale gaat uit tegen het westen bij Michmetath, van het noorden, en deze landpale keert zich om tegen het oosten naar Thaanath-Silo, en gaat door dezelve van het oosten naar Janoah;

Jozua 16:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOSHUA 16

This chapter gives us an account of the lot of the children of Joseph, Ephraim, and the half tribe of Manasseh, one half having settled on the other side Jordan; and first the borders of the whole lot in general are given, Jos 16:1-4; and then the borders of the tribe of Ephraim in particular, Jos 16:4-8; and it is observed, that this tribe had besides separate cities among the children of Manasseh, and that there were some Canaanites, particularly in Gezer, not driven out by the Ephraimites, Jos 16:9,10.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.