Joël 3:1-6

1 Want ziet, in die dagen en te dier tijd, als Ik de gevangenis van Juda en Jeruzalem zal wenden;
2 Dan zal Ik alle heidenen vergaderen, en zal hen afvoeren in het dal van Josafat; en Ik zal met hen aldaar richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israel, dat zij onder de heidenen hebben verstrooid, en Mijn land gedeeld;
3 En hebben het lot over Mijn volk geworpen en een knechtje gegeven om een hoer, en een meisje verkocht om wijn, dat zij mochten drinken.
4 En ook, wat hebt gij met Mij te doen, gij Tyrus en Sidon, en alle grenzen van Palestina! Zoudt gij Mij een vergelding wedergeven? Maar zo gij Mij wilt vergelden, lichtelijk, haastelijk, zal Ik uw vergelding op uw hoofd wederbrengen.
5 Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud hebt weggenomen, en hebt Mijn beste kleinodien in uw tempels gebracht.
6 En gij hebt de kinderen van Juda en de kinderen van Jeruzalem verkocht aan de kinderen der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale, mocht brengen.

Joël 3:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOEL 3

This chapter, which some make the fourth, contains a prophecy of God's judgments on all the antichristian nations at the time of the Jews' conversion, and the reasons of them, Joe 3:1-3; a threatening of Tyre and Zidon, by way of retaliation, for carrying the riches of the Jews into their temples, and selling their persons to the Greeks, Joe 3:4-8; an alarm to prepare for the battle of Armageddon, or the destruction that shall be made in the valley of Jehoshaphat, Joe 3:9-15; and after that an account of the happy state of the church of Christ, their safety and security, plenty, prosperity, and purity, to the end of the world, Joe 3:16-21.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.