Joël 3:4

4 En ook, wat hebt gij met Mij te doen, gij Tyrus en Sidon, en alle grenzen van Palestina! Zoudt gij Mij een vergelding wedergeven? Maar zo gij Mij wilt vergelden, lichtelijk, haastelijk, zal Ik uw vergelding op uw hoofd wederbrengen.

Joël 3:4 Meaning and Commentary

Joel 3:4

Yea, and what have ye to do with me, O Tyre, and Zidon, and all
the coasts of Palestine?
&c.] The Tyrians, Zidonians, and Philistines, were near neighbours of the Jews, and implacable enemies to them; and are here put for the enemies of the true church of Christ, the Papists and Turks, and in whose possession those places now are: these are addressed by the Lord, inquiring or demanding the reason of their ill usage of him and his people: "what have ye to do with me?" to be called by my name, or accounted my people? I know you not, nor will I have any fellowship with you: or what have ye to do with my people, to disturb and distress them? what wrong have I or they done you, that you thus use them? will ye render me a recompence?
for turning you out of your land, and putting my people into it? do you think to retaliate this? and if ye recompense me;
by doing an injury to my people: swiftly [and] speedily will I return your recompence upon your own
head;
bring swift and sudden destruction upon you.

Joël 3:4 In-Context

2 Dan zal Ik alle heidenen vergaderen, en zal hen afvoeren in het dal van Josafat; en Ik zal met hen aldaar richten, vanwege Mijn volk en Mijn erfdeel Israel, dat zij onder de heidenen hebben verstrooid, en Mijn land gedeeld;

3 En hebben het lot over Mijn volk geworpen en een knechtje gegeven om een hoer, en een meisje verkocht om wijn, dat zij mochten drinken.

4 En ook, wat hebt gij met Mij te doen, gij Tyrus en Sidon, en alle grenzen van Palestina! Zoudt gij Mij een vergelding wedergeven? Maar zo gij Mij wilt vergelden, lichtelijk, haastelijk, zal Ik uw vergelding op uw hoofd wederbrengen.

5 Omdat gij Mijn zilver en Mijn goud hebt weggenomen, en hebt Mijn beste kleinodien in uw tempels gebracht.

6 En gij hebt de kinderen van Juda en de kinderen van Jeruzalem verkocht aan de kinderen der Grieken, opdat gij hen verre van hun landpale, mocht brengen.