Leviticus 26:21-31

21 En zo gij met Mij in tegenheid wandelen zult, en Mij niet zult willen horen, zo zal Ik over u, naar uw zonden, zevenvoudig slagen toedoen.
22 Want Ik zal onder u zenden het gedierte des velds, hetwelk u beroven, en uw vee uitroeien, en u verminderen zal; en uw wegen zullen woest worden.
23 Indien gij nog door deze dingen Mij niet getuchtigd zult zijn, maar met Mij in tegenheid wandelen;
24 Zo zal Ik ook met u in tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig over uw zonden slaan.
25 Want Ik zal een zwaard over u brengen, dat de wraak des verbonds wreken zal, zodat gij in uw steden vergaderd zult worden; dan zal Ik de pest in het midden van u zenden, en gij zult in de hand des vijands overgegeven worden.
26 Als Ik u den staf des broods zal gebroken hebben, dan zullen tien vrouwen uw brood in een oven bakken, en zullen uw brood bij het gewicht wedergeven; en gij zult eten, maar niet verzadigd worden.
27 Als gij ook hierom Mij niet horen zult, maar met Mij wandelen zult in tegenheid;
28 Zo zal Ik ook met u in heetgrimmige tegenheid wandelen, en Ik zal u ook zevenvoudig over uw zonden tuchtigen.
29 Want gij zult het vlees uwer zonen eten, en het vlees uwer dochteren zult gij eten.
30 En Ik zal uw hoogten verderven, en uw zonnebeelden uitroeien, en zal uw dode lichamen op de dode lichamen uwer drekgoden werpen; en Mijn ziel zal aan u walgen.
31 En Ik zal uw steden een woestijn maken, en uw heiligdommen verwoesten; en Ik zal uw liefelijken reuk niet rieken.

Leviticus 26:21-31 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 26

In this chapter, after a repetition of some laws against idolatry, and concerning keeping sabbaths, and reverencing the sanctuary of God, Le 26:1,2; in order to encourage the Israelites to keep the various statutes and commandments in this book, and in the preceding, many promises are made of plenty, and peace, and safety from enemies, and of the presence of God with them, Le 26:3-13; and on the contrary, to such as should despise and break his commandments, the most grievous things are threatened, as diseases of body, destruction by their enemies, barrenness and unfruitfulness of land, the sore judgments of wild beasts, famine, sword, and pestilence, Le 26:14-39; and yet after all, when they should confess their sins, and were humbled for them, the Lord promises to remember the covenant he made with their ancestors, and would deal kindly with them, and not cast them away, and utterly destroy them, Le 26:40-46.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.