Numberi 27:6-16

6 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende:
7 De dochteren van Zelafead spreken recht; gij zult haar ganselijk geven de bezitting ener erfenis, in het midden van de broederen haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders op haar doen komen.
8 En tot de kinderen Israels zult gij spreken, zeggende: Wanneer iemand sterft, en geen zoon heeft, zo zult gij zijn erfenis op zijn dochter doen komen.
9 En indien hij geen dochter heeft, zo zult gij zijn erfenis aan zijn broederen geven.
10 Indien hij nu geen broederen heeft, zo zult gij zijn erfenis aan de broederen zijns vaders geven.
11 Indien ook zijn vader geen broeders heeft, zo zult gij zijn erfenis geven aan zijn naastbestaande, die hem de naaste van zijn geslacht is, dat hij het erfelijk bezitte. Dit zal den kinderen Israels tot een inzetting des rechts zijn, gelijk als de HEERE Mozes geboden heeft.
12 Daarna zeide de HEERE tot Mozes: Klim op dezen berg Abarim, en zie dat land, hetwelk Ik den kinderen Israels gegeven heb.
13 Wanneer gij dat gezien zult hebben, dan zult gij tot uw volken verzameld worden, gij ook, gelijk als uw broeder Aaron verzameld geworden is;
14 Naardien gijlieden Mijn mond wederspannig zijt geweest in de woestijn Zin, in de twisting der vergadering, om Mij aan de wateren voor hun ogen te heiligen. Dat zijn de wateren van Meriba, van Kades, in de woestijn Zin.
15 Toen sprak Mozes tot den HEERE, zeggende:
16 Dat de HEERE, de God der geesten van alle vlees, een man stelle over deze vergadering.

Numberi 27:6-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 27

This chapter relates, that, upon a petition of the daughters of Zelophehad, the affair of inheritances was settled; and it is directed that, in case of want of male issue, inheritances should pass to females, and in failure of them to the next of kin, whether father's brethren or any near kinsman, Nu 27:1-11, also an order to Moses to go up to the Mount Abarim, and take a view of the good land, and die; with the reason of it, Nu 27:12-14, upon which Moses desires a successor of him might be appointed, Nu 27:15-17, in answer to which Joshua is nominated, and being presented before the high priest and the people, was invested with his office, by imposition of hands, and had his charge given him, Nu 27:18-23.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.