Psalmen 27:5-14

5 Want Hij versteekt mij in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op een rotssteen.
6 Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden, die rondom mij zijn, en ik zal in Zijn tent offeranden des geklanks offeren; ik zal zingen, ja, psalmzingen den HEERE.
7 Hoor, HEERE! mijn stem, als ik roep; en wees mij genadig, en antwoord mij.
8 Mijn hart zegt tot U: Gij zegt: Zoek Mijn aangezicht; ik zoek Uw aangezicht, o HEERE!
9 Verberg Uw aangezicht niet voor mij, keer Uw knecht niet af in toorn; Gij zijt mijn Hulp geweest, begeef mij niet, en verlaat mij niet, o God mijns heils!
10 Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen.
11 HEERE! leer mij Uw weg, en leid mij in het rechte pad, om mijner verspieders wil.
12 Geef mij niet over in de begeerte mijner tegenpartijders; want valse getuigen zijn tegen mij opgestaan, mitsgaders die wrevel uitblaast.
13 Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des HEEREN zou zien in het land der levenden, ik ware vergaan.
14 Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE.

Images for Psalmen 27:5-14

Psalmen 27:5-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 27

\\<<[A Psalm] of David>>\\. The Septuagint interpreters add to this title, "before he was anointed". David was anointed three times, first when a youth in his father's house; but this psalm could not be written before that time, because he had not had then any experience of war, nor could be in any immediate apprehension of it, as here suggested; he was anointed a second time, after the death of Saul at Hebron, by the men of Judah; before that time indeed he had been harassed by Saul, and distressed by the Amalekites, and was driven from the public worship of God, to which he has a respect, Ps 27:4; and he was a third time anointed, by the elders of Israel, king over all Israel; and between the death of Saul and this unction there was a war between the house of David and the house of Saul; but what is referred to is not certain, nor is it of moment, since these words are neither in the Hebrew text, nor in the Chaldee paraphrase. Theodoret is of opinion this psalm was written by David when he fled from Saul, and came to Ahimelech the priest.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.