1 Samuël 4:3-13

3 Als het volk wederom in het leger gekomen was, zo zeiden de oudsten van Israel: Waarom heeft ons de HEERE heden geslagen voor het aangezicht der Filistijnen? Laat ons van Silo tot ons nemen de ark des verbonds des HEEREN, en laat die in het midden van ons komen, opdat zij ons verlosse van de hand onzer vijanden.
4 Het volk dan zond naar Silo, en men bracht van daar de ark des verbonds des HEEREN der heirscharen, die tussen de cherubim woont; en de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, waren daar met de ark des verbonds van God.
5 En het geschiedde, als de ark des verbonds des HEEREN in het leger kwam, zo juichte gans Israel met een groot gejuich, alzo dat de aarde dreunde.
6 Als nu de Filistijnen de stem van het juichen hoorden, zo zeiden zij: Wat is de stem van dit grote juichen in het leger der Hebreen? Toen vernamen zij, dat de ark des HEEREN in het leger gekomen was.
7 Daarom vreesden de Filistijnen, want zij zeiden: God is in het leger gekomen. En zij zeiden: Wee ons, want dergelijke is gisteren en eergisteren niet geschied!
8 Wee ons, wie zal ons redden uit de hand van deze heerlijke goden? Dit zijn dezelfde goden, die de Egyptenaars met alle plagen geplaagd hebben, bij de woestijn.
9 Zijt sterk, en weest mannen, gij Filistijnen, opdat gij de Hebreen niet misschien dient, gelijk als zij ulieden gediend hebben; zo zijt mannen, en strijdt.
10 Toen streden de Filistijnen, en Israel werd geslagen, en zij vloden een iegelijk in zijn tenten; en er geschiedde een zeer grote nederlaag, zodat er van Israel vielen dertig duizend voetvolks.
11 En de ark Gods werd genomen, en de twee zonen van Eli, Hofni en Pinehas, stierven.
12 Toen liep er een Benjaminiet uit de slagorden, en kwam te Silo denzelfden dag; en zijn klederen waren gescheurd, en er was aarde op zijn hoofd.
13 En als hij kwam, ziet, zo zat Eli op een stoel aan de zijde van den weg, uitziende; want zijn hart was sidderende vanwege de ark Gods. Als die man kwam, om zulks te verkondigen in de stad, toen schreeuwde de ganse stad.

1 Samuël 4:3-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST SAMUEL 4

This chapter is a narrative of a war between Israel and the Philistines, in the time of Samuel, and of the consequences of it. In the first battle, the Philistines had the better of the Israelites, which caused the latter to inquire into the reason of it, and who proposed to fetch the ark of the Lord, and did, to repair their loss, and prepare for a second battle, in which they hoped to succeed, and which struck a panic into their enemies, 1Sa 4:1-7, who yet encouraged and stirred up one another to behave in a courageous manner, and victory a second time was on their side, a great number of the Israelites were slain, among whom were Hophni and Phinehas, the two sons of Eli, and the ark of God was taken, 1Sa 4:8-11, the news of which being brought to Eli, he fell back and died, 1Sa 4:12-18 and to his daughter-in-law, who upon it fell into labour, and died also, 1Sa 4:19-22.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.