12
Zo zult gij haar hand afhouwen, uw oog zal niet verschonen.
13
Gij zult geen tweeerlei weegstenen in uw zak hebben; een groten en een kleinen.
14
Gij zult in uw huis geen tweeerlei efa hebben, een grote en een kleine.
15
Gij zult een volkomen en gerechten weegsteen hebben; gij zult een volkomene en gerechte efa hebben; opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal.
16
Want al wie zulks doet, is den HEERE, uw God, een gruwel; ja, al wie onrecht doet.
17
Gedenkt, wat u Amalek gedaan heeft op den weg, als gij uit Egypte uittoogt;
18
Hoe hij u op den weg ontmoette, en sloeg onder u in den staart al de zwakken achter u, als gij moede en mat waart; en hij vreesde God niet.
19
Het zal dan geschieden, als u de HEERE, uw God, rust zal gegeven hebben, van al uw vijanden rondom, in het land, dat u de HEERE, uw God, ten erve geven zal, om hetzelve erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder den hemel zult uitdelgen; vergeet het niet!