Ezechiël 27:4-14

4 Uw landpalen zijn in het hart der zeeen; uw bouwers hebben uw schoonheid volkomen gemaakt.
5 Zij hebben al uw denningen uit dennebomen van Senir gebouwd; zij hebben cederen van den Libanon gehaald, om masten voor u te maken.
6 Zij hebben uw riemen uit eiken van Basan gemaakt; uw berderen hebben zij gemaakt uw welbetreden elpenbeen, uit de eilanden der Chittieten.
7 Fijn linnen met stiksel uit Egypte was uw uitbreidsel, dat het u tot een zeil ware; hemelsblauw en purper, uit de eilanden van Elisa, was uw deksel.
8 De inwoners van Sidon en Arvad waren uw roeiers; uw wijzen, o Tyrus! die in u waren, die waren uw schippers.
9 De oudsten van Gebal en haar wijzen waren in u, verbeterende uw breuken; alle schepen der zee en haar zeelieden waren in u, om onderlingen handel met u te drijven.
10 Perzen, en Lydiers, en Puteers waren in uw heir, uw krijgslieden; schild en helm hingen zij in u op, die maakten uw sieraad.
11 De kinderen van Arvad en uw heir waren rondom op uw muren, en de Gammadieten waren op uw torens; hun schilden hingen zij rondom aan uw muren; die maakten uw schoonheid volkomen.
12 Tarsis dreef koophandel met u vanwege de veelheid van allerlei goed; met zilver, ijzer, tin, en lood handelden zij op uw markten.
13 Javan, Tubal en Mesech waren uw kooplieden; met mensenzielen en koperen vaten dreven zij onderlingen handel met u.
14 Uit het huis van Togarma leverden zij paarden, en ruiteren, en muilezels op uw markten.

Ezechiël 27:4-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 27

This chapter contains a lamentation on Tyre; setting forth her former grandeur, riches, and commerce; her ruin and destruction; and the concern of others on that account. The prophet is bid to take up his lamentation concerning it, Eze 27:1,2, observing her situation and magnificence, of which she boasted, Eze 27:3,4, describing the excellency of her shipping and naval stores, Eze 27:5-7, declaring who were her mariners, pilots, and caulkers, Eze 27:8,9, her military men, Eze 27:10,11 her several merchants, and the things they traded in with her in her fairs and markets, Eze 27:12-25, then follows an account of her destruction, Eze 27:26,27, the lamentation of pilots and mariners because of it, Eze 27:28-32, and of the kings and inhabitants of the isles, and merchants of the people, Eze 27:33-36.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.