Jesaja 16:1-7

1 Zendt de lammeren van den heerser des lands van Sela af, naar de woestijn henen, tot den berg der dochter van Sion.
2 Anderszins zal het geschieden, dat de dochteren van Moab aan de veren van Arnon zullen zijn, als een zwervende vogel, uit het nest gedreven zijnde.
3 Brengt een raad aan, houdt gericht, maakt uw schaduw op het midden van den middag, gelijk van den nacht; verbergt de verdrevenen, en meldt den omzwervende niet.
4 Laat mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht des verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde, de verstoring is te niet geworden, de vertreders zijn van de aarde verdaan.
5 Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendig een zitten in de tent van David, een, die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid.
6 Wij hebben gehoord de hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed, en zijn hovaardij, en zijn verbolgenheid, zijn alzo zijn grendelen niet.
7 Daarom zal Moab over Moab huilen, altemaal zullen zij huilen; over de fondamenten van Kir-Hareseth zult gijlieden zuchten, gewisselijk, zij zijn gebroken.

Jesaja 16:1-7 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ISAIAH 16

This chapter is a continuation of the prophecy against Moab; in which the prophet gives good advice, but in case of a haughty neglect of it, which he foresaw, threatens with ruin, and fixes a time for it. He advises the Moabites to pay their tribute to the king of Judah, or otherwise they should be turned out of their land, as a bird out of its nest, Isa 16:1,2 to protect, and not betray the people of the Jews that should flee to them, because of the Assyrian army, Isa 16:3,4 and for this end gives a great character of the king of Judah, and assures them of the stability of his kingdom, Isa 16:5 but for their pride, wrath, and lying, they are threatened with destruction, and are represented as howling under it, Isa 16:6,7 because of the spoil of their cities, vineyards, and fields, so that they have no harvest, nor vintage, nor gathering of summer fruits, or joy on these accounts, Isa 16:8-10 for which even the prophet expresses a concern, Isa 16:11 and after having observed the application of the Moabites to their gods without success, Isa 16:12 the chapter is closed with an assurance of the certain ruin of Moab, and of the time when it should be, Isa 16:13,14.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.