Jesaja 16:6

6 Wij hebben gehoord de hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed, en zijn hovaardij, en zijn verbolgenheid, zijn alzo zijn grendelen niet.

Jesaja 16:6 Meaning and Commentary

Isaiah 16:6

We have heard of the pride of Moab
These are the words of the prophet, either in the name of the Lord, or in the person of the Jews, or of other nations, who had heard very frequently, and from many persons, and from every quarter, of the excessive pride of this people, and had many instances of it related to them, which foretold their ruin; for pride comes before a fall: ([he] is very proud):
though his original was so base and infamous; and therefore there is little reason to hope or expect that he would take the advice above given him, or do the good offices for the Jews he was exhorted to; his pride was such, that he would despise the counsel of God, and would never stoop to do any favour for his people: [even] of his haughtiness, and his pride, and his wrath;
of his contempt of the people of God, and his wrath against them: [but] his lies [shall] not be so;
or, "his strength" shall "not be so" ^F2; as his wrath: he shall not be able to do what in his pride and wrath he said he would do; all his wicked thoughts and devices, all his haughty and wrathful expressions, will signify nothing; they will all be of no effect, for God resisteth the proud, see ( Jeremiah 48:30 ) . It may be rendered, "not right", that of "his diviners" ^F3; their words and works, what they say or do; so the word is used in ( Isaiah 44:25 ) .

---

FOOTNOTES:

F2 (wydb Nk al) "non sicut, fortitudo ejus"; so some in Vatablus.
F3 (wydb Nk-al) "non rectum divinorum ejus", Vitringa.

Jesaja 16:6 In-Context

4 Laat mijn verdrevenen onder u verkeren, o Moab! wees gij hun een schuilplaats voor het aangezicht des verstoorders; want de onderdrukker heeft een einde, de verstoring is te niet geworden, de vertreders zijn van de aarde verdaan.

5 Want er zal een troon bevestigd worden in goedertierenheid, en op denzelven zal bestendig een zitten in de tent van David, een, die oordeelt en het recht zoekt, en vaardig is ter gerechtigheid.

6 Wij hebben gehoord de hovaardij van Moab, hij is zeer hovaardig; zijn hoogmoed, en zijn hovaardij, en zijn verbolgenheid, zijn alzo zijn grendelen niet.

7 Daarom zal Moab over Moab huilen, altemaal zullen zij huilen; over de fondamenten van Kir-Hareseth zult gijlieden zuchten, gewisselijk, zij zijn gebroken.

8 Want de velden van Hesbon zijn verflauwd, ook de wijnstok van Sibma, de heren der heidenen hebben zijn uitgelezen planten verpletterd; zij reiken tot Jaezer toe, zij dwalen door de woestijn; hun scheuten zijn uitgespreid, zij zijn gegaan over zee.