Job 36:15-25

15 Hij zal den ellendige in zijn ellende vrijmaken, en in de onderdrukking zal Hij het voor hunlieder oor openbaren.
16 Alzo zou Hij ook u afgekeerd hebben van den mond des angstes tot de ruimte, onder dewelke geen benauwing zou geweest zijn; en het gerecht uwer tafel zou vol vettigheid geweest zijn.
17 Maar gij hebt het gericht des goddelozen vervuld; het gericht en het recht houden u vast.
18 Omdat er grimmigheid is, wacht u, dat Hij u misschien niet met een klop wegstote; zodat u een groot rantsoen er niet zou afbrengen.
19 Zou Hij uw rijkdom achten, dat gij niet in benauwdheid zoudt zijn; of enige versterkingen van kracht?
20 Haak niet naar dien nacht, als de volken van hun plaats opgenomen worden.
21 Wacht u, wend u niet tot ongerechtigheid; overmits gij ze in dezen verkoren heb, uit oorzake van de ellende.
22 Zie, God verhoogt door Zijn kracht; wie is een Leraar, gelijk Hij?
23 Wie heeft Hem gesteld over Zijn weg? Of wie heeft gezegd: Gij hebt onrecht gedaan?
24 Gedenk, dat gij Zijn werk groot maakt, hetwelk de lieden aanschouwen.
25 Alle mensen zien het aan; de mens schouwt het van verre.

Job 36:15-25 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOB 36

This chapter, with the following, contains Elihu's fourth and last discourse, the principal view of which is to vindicate the righteousness of God; which is done by observing the dealings of God with men in his providence, according to their different characters, and from the wonderful works wrought by him in a sovereign manner, and for the benefit of his creatures. This chapter is introduced with a preface, the design of which is to gain attention, Job 36:1-4; the different dealings of God with men are observed, and the different issue of them, and the different ends answered thereby, Job 36:5-15; and it is suggested to Job, that had he attended to the design of the providence he was under, and had submitted to it patiently, things would have been otherwise with him; and therefore Elihu proceeds to give him some advice, which, if taken, would be for his own good, and the glory of God, Job 36:16-25; and closes the chapter by observing the unsearchable greatness of God, as appears by the works of nature wrought by him, Job 36:26-33.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.