Spreuken 17:2-12

2 Een verstandig knecht zal heersen over een zoon, die beschaamd maakt, en in het midden der broederen zal hij erfenis delen.
3 De smeltkroes is voor het zilver, en de oven voor het goud; maar de HEERE proeft de harten.
4 De boosdoener merkt op de ongerechtige lip; een leugenaar neigt het oor tot de verkeerde tong.
5 Die den arme bespot, smaadt deszelfs Maker; die zich verblijdt in het verderf, zal niet onschuldig zijn.
6 De kroon de ouden zijn de kindskinderen, en der kinderen sieraad zijn hun vaderen.
7 Een voortreffelijke lip past een dwaze niet, veelmin een prins een leugenachtige lip.
8 Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen.
9 Die de overtreding toedekt, zoekt liefde; maar die de zaak weder ophaalt, scheidt den voornaamsten vriend.
10 De bestraffing gaat dieper in den verstandige, dan den zot honderd maal te slaan.
11 Zekerlijk, de wederspannige zoekt het kwaad; maar een wrede bode zal tegen hem gezonden worden.
12 Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid.

Spreuken 17:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 KINGS 7

This chapter gives an account of some buildings of Solomon for himself, 1Ki 7:1-12; and of other things for the use of the temple; of two pillars of brass, 1Ki 7:13-22; of the molten sea, 1Ki 7:23-26; and of ten bases, and ten layers on them, 1Ki 7:27-39; with other utensils and ornaments, 1Ki 7:40-51.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.