2 Johannes 1:2

2 Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid:

2 Johannes 1:2 Meaning and Commentary

2 John 1:2

For the truth's sake, which dwelleth in us
Not for her high birth, nobility, or riches; but either for Christ's sake, who is the truth, and who dwells in the hearts of believers by faith, and who is the same that dwells in one as in another; and on his account it is that saints love one another, because they belong to him, he is formed in them, and his image is stamped upon them; and every like loves its like: or for the Gospel's sake, which has a place, and dwells in every saint, and is the same for matter and substance in one as in another; and unity of mind and judgment produces unity of affection: or for the sake of the truth of grace, the inward principle of grace, which dwells in every regenerate person; a communication of the experience of which knits the saints one to another:

and shall be with us for ever;
where Christ enters and takes up his abode, from thence he never finally and totally departs, though he may sometimes hide his face with respect to communion, or withdraw his gracious presence; and where the Gospel has once took place in the heart, and is become the ingrafted word, it can never be rooted out, or be removed; and where the truth of grace is, it will remain; it is an incorruptible seed, a well of living water, springing up into eternal life.

2 Johannes 1:2 In-Context

1 De ouderling aan de uitverkoren vrouwe en aan haar kinderen, die ik in waarheid liefheb, en niet alleen ik, maar ook allen, die de waarheid gekend hebben;

2 Om der waarheid wil, die in ons blijft, en met ons zal zijn in der eeuwigheid:

3 Genade, barmhartigheid, vrede zij met ulieden van God den Vader, en van den Heere Jezus Christus, den Zoon des Vaders, in waarheid en liefde.

4 Ik ben zeer verblijd geweest, dat ik van uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben van den Vader.

5 En nu bid ik u, uitverkoren vrouwe, niet als u schrijvende een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk dat wij elkander liefhebben.