2 Koningen 16:14

14 Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste deel van het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het huis des HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns altaars noordwaarts.

2 Koningen 16:14 Meaning and Commentary

2 Kings 16:14

And he brought also the brasen altar which was before the
Lord
That which Solomon made, ( 2 Chronicles 4:1 ) , which stood in the court by the door of the tabernacle of the congregation before the Lord, ( Leviticus 1:5 ) from the forefront of the house; the frontispiece of the temple, which was at the eastern gate of it:

from between the altar and the house of the Lord
for it seems Urijah had placed the new altar behind the old one, more out of sight; the brasen altar standing between that and the eastern gate, or entrance into the temple; wherefore he removed the brasen altar, and put his new one in the room of it:

and put it;
that is, the brasen altar of Solomon:

on the north side of the altar;
of the new altar, at the right hand as they went into the temple; where it was as in a corner, in greater obscurity, and the new altar more in view as they came into the temple.

2 Koningen 16:14 In-Context

12 Als nu de koning van Damaskus gekomen was, zag de koning het altaar; en de koning naderde tot het altaar, en offerde daarop.

13 En hij stak zijn brandoffer aan, en zijn spijsoffer, en goot zijn drankoffer en sprengde het bloed zijner dankofferen op dat altaar.

14 Maar het koperen altaar, dat voor het aangezicht des HEEREN was, dat bracht hij van het voorste deel van het huis, van tussen zijn altaar, en van tussen het huis des HEEREN, en hij zette het aan de zijde zijns altaars noordwaarts.

15 En de koning Achaz gebood Uria, den priester, zeggende: Steek op het grote altaar aan het morgenbrandoffer, en het avondspijsoffer, en des konings brandoffer, en zijn spijsoffer, en het brandoffer van al het volk des lands, en hun spijsoffer, en hun drankofferen; en spreng daarop al het bloed des brandoffers, en al het bloed des slachtoffer; maar het koperen altaar zal mij zijn, om te onderzoeken.

16 En Uria, de priester, deed naar alles, wat de koning Achaz geboden had.