Daniël 11:41

41 En hij zal komen in het land des sieraads, en vele landen zullen ter nedergeworpen worden; doch deze zullen zijn hand ontkomen, Edom en Moab, en de eerstelingen der kinderen Ammons.

Daniël 11:41 Meaning and Commentary

Daniel 11:41

He shall enter also into the glorious land
The land of Israel, as the Syriac version expresses it; or the land of Judea, which the Turk entered into, and got possession of, and still retains, notwithstanding all the attempts made by the European princes to get it out of his hand: and many countries shall be overthrown;
of which the eastern empire listed as Bithynia, Mysia, Lycaonia, Phrygia, and Carlo, and to the Hellesport and the Euxine sea, conquered by Ottoman and his son Urchenes; Callipolis, Hadrianople, by Amurath; Thessalia, Macedonia, Phocis, Mysia, and Bulgaria, by Bajazet; and at last Constantinople itself by Mahomet the second, which put an end to the eastern empire: though perhaps those countries and places may be here more especially meant which lay near Judea, and fell into the hands of the Turk when that did; as Comagene of Syria, Antioch, Damascus, Tripolis, Berytus, Sidon, and all Palestine, and all the sea coast to Egypt: but these shall escape out of his hand, even Edom and Moab, and the
chief of the children of Ammon;
by which according to Jerom is meant Arabia, left untouched by him; so Mr. Mede interprets them of Arabia and Petraea, which some of the above people formerly inhabited, as Jacchiades observes; and which Arabians were never subdued by the Turks, but are independent of them to this day; yea, the Turks pay a yearly tribute to them for the passage of their pilgrims to Mecca, as well as pay for the canyons that pass through their country, as is affirmed ^F26 by modern travellers; and yet it may be observed that these countries did not escape Antiochus, who particularly took Rabbath, the metropolis of Ammon.

---

FOOTNOTES:

F26 See Dr. Newton's Dissertations on the Prophecies. p. 53, 54

Daniël 11:41 In-Context

39 En hij zal de vastigheden der sterkten maken met den vreemden god; dengenen, die hij kennen zal, zal hij de eer vermenigvuldigen, en hij zal ze doen heersen over velen, en hij zal het land uitdelen om prijs.

40 En op den tijd van het einde, zal de koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen, en met ruiteren, en met vele schepen; en hij zal in de landen komen, en hij zal ze overstromen en doortrekken.

41 En hij zal komen in het land des sieraads, en vele landen zullen ter nedergeworpen worden; doch deze zullen zijn hand ontkomen, Edom en Moab, en de eerstelingen der kinderen Ammons.

42 En hij zal zijn hand aan de landen leggen, ook zal het land van Egypte niet ontkomen.

43 En hij zal heersen over de verborgen schatten des gouds en des zilvers, en over al de gewenste dingen van Egypte; en die van Libye, en de Moren zullen in zijn gangen wezen.