Deuteronomium 18:6

6 Voorts wanneer een Leviet zal komen uit een uwer poorten, uit gans Israel, alwaar hij woont, en hij komt naar alle begeerte zijner ziel, tot de plaats, die de HEERE zal hebben verkoren;

Deuteronomium 18:6 Meaning and Commentary

Deuteronomy 18:6

And if a Levite come from any of thy gates out of Israel, where
he sojourned
In any of the cities through the land, for they were dispersed all over the country, and employed in instructing and teaching the people; and, excepting the cities which were given them to dwell in out of the various tribes, they were but sojourners:

and come with all the desire of his mind unto the place which the Lord
shall choose;
the city of Jerusalem, where the temple would be built, and sacrifices offered, at which the Levites were assisting to the priests, and in various parts of the service of the sanctuary; and to which they are supposed to come with an hearty good will, with great eagerness of soul, and a vehement desire of being employed in the work of the Lord. Though Jarchi interprets it of a priest, that comes and offers his freewill offerings, or what he is obliged to, and even in a ward not his own; or, as otherwise expressed, of the priests that come to the feast, who offer in the ward, and serve in the offerings that come by virtue of the feast, as the additions of the feast, though it is not in their own ward; and indeed every priest was a Levite, though every Levite was not a priest; and the description of him after given, as standing ministering in the name of the Lord, best agrees with a priest.

Deuteronomium 18:6 In-Context

4 De eerstelingen van uw koren, van uw most en van uw olie, en de eerstelingen van de beschering uwer schapen zult gij hem geven;

5 Want de HEERE, uw God, heeft hem uit al uw stammen verkoren, dat hij sta, om te dienen in den Naam des HEEREN, hij en zijn zonen, te allen dage.

6 Voorts wanneer een Leviet zal komen uit een uwer poorten, uit gans Israel, alwaar hij woont, en hij komt naar alle begeerte zijner ziel, tot de plaats, die de HEERE zal hebben verkoren;

7 En hij dienen zal in den Naam des HEEREN, zijns Gods, als al zijn broederen, de Levieten, die aldaar voor het aangezicht des HEEREN staan;

8 Zo zullen zij een gelijk deel eten, boven zijn verkoping bij de vaderen.