Genesis 21:6

6 En Sara zeide: God heeft mij een lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen.

Genesis 21:6 Meaning and Commentary

Genesis 21:6

And Sarah said, God hath made me to laugh
This she said on occasion of the name of her son Isaac, which name her husband had given him by divine direction, and to which she assented. This doubtless brought to her mind her former laughing, when she first heard that she should have a son, which was in a way of diffidence and distrust; but now God having given her a son, laid a foundation for laughter of another kind, for real, solid, joy and thankfulness: [so that] all that hear will laugh with me;
not laugh at her, and deride her, as Piscator interprets it; but congratulate her, and rejoice with her on this occasion, as on a like one the neighbours of Elisabeth did with her, ( Luke 1:58 ) .

Genesis 21:6 In-Context

4 En Abraham besneed zijn zoon Izak, zijnde acht dagen oud, gelijk als hem God geboden had.
5 En Abraham was honderd jaren oud, als hem Izak zijn zoon geboren werd.
6 En Sara zeide: God heeft mij een lachen gemaakt; al die het hoort, zal met mij lachen.
7 Voorts zeide zij: Wie zou Abraham gezegd hebben: Sara heeft zonen gezoogd? want ik heb een zoon gebaard in zijn ouderdom.
8 En het kind werd groot, en werd gespeend; toen maakte Abraham een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.