Genesis 24:28

28 En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren.

Genesis 24:28 Meaning and Commentary

Genesis 24:28

And the damsel ran
Having invited him to come and lodge at her father's house, that he might not be brought in abruptly, she ran before to acquaint the family of what had passed: and told [them] of her mother's house these things;
she did not go to her father to inform him of it; some think he was dead, as Josephus {g}, but the contrary appears from ( Genesis 24:50 ) ; rather the reason was, because her mother had an house, a tent, or an apartment to herself, as women in those times and places used to have, see ( Genesis 24:67 ) ; and because daughters are generally more free to converse with their mothers and impart things to them than to their fathers, which may be the true reason of Rebekah's conduct.


FOOTNOTES:

F7 Antiqu. l. 1. c. 16. sect. 2.

Genesis 24:28 In-Context

26 Toen neigde die man zijn hoofd, en aanbad den HEERE;
27 En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen.
28 En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren.
29 En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot die man naar buiten tot de fontein.
30 En het geschiedde, als hij dat voorhoofdsiersel gezien had, en de armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: Alzo heeft die man tot mij gesproken, zo kwam hij tot dien man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.