Genesis 24:29

29 En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot die man naar buiten tot de fontein.

Genesis 24:29 Meaning and Commentary

Genesis 24:29

And Rebekah had a brother, and his name [was] Laban
Perhaps he was her only brother, or however the elder brother, the principal in the family, her father Bethuel being old: and Laban ran out:
out of his house, and out of the city of Haran: unto the man unto the well;
this was after Rebekah had got home, and had related to the family whom she had met with at the well, and what had passed between them, as follows:

Genesis 24:29 In-Context

27 En hij zeide: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen.
28 En die jonge dochter liep, en gaf ten huize harer moeder te kennen, gelijk deze zaken waren.
29 En Rebekka had een broeder, wiens naam was Laban; en Laban liep tot die man naar buiten tot de fontein.
30 En het geschiedde, als hij dat voorhoofdsiersel gezien had, en de armringen aan de handen zijner zuster; en als hij gehoord had de woorden zijner zuster Rebekka, zeggende: Alzo heeft die man tot mij gesproken, zo kwam hij tot dien man, en ziet, hij stond bij de kemelen, bij de fontein.
31 En hij zeide: Kom in, gij, gezegende des HEEREN! waarom zoudt gij buiten staan? want ik heb het huis bereid, en de plaats voor de kemelen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.