Genesis 29:14

14 Toen zeide Laban tot hem: Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en mijn vlees! En hij bleef bij hem een volle maand.

Genesis 29:14 Meaning and Commentary

Genesis 29:14

And Laban said to him, surely thou [art] my bone and my
flesh
Nearly allied in blood, being his sister's son:

and he abode with him the space of a month;
or "a month of days" F13, a full month to a day; all this while feeding his flocks, and doing whatsoever service he had for him to do.


FOOTNOTES:

F13 (Mymy vdx) "mensem dierum", Pagninus, Montanus, Drusius, Schmidt.

Genesis 29:14 In-Context

12 En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder van haar vader, en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij heen, en gaf het aan haar vader te kennen.
13 En het geschiedde, als Laban die tijding hoorde van Jakob, zijner zusters zoon, zo liep hij hem tegemoet, en omhelsde hem, en kuste hem, en bracht hem tot zijn huis. En hij vertelde Laban al deze dingen.
14 Toen zeide Laban tot hem: Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en mijn vlees! En hij bleef bij hem een volle maand.
15 Daarna zeide Laban tot Jakob: Omdat gij mijn broeder zijt, zoudt gij mij derhalve om niet dienen? verklaar mij, wat zal uw loon zijn?
16 En Laban had twee dochters: de naam der grootste was Lea; en de naam der kleinste was Rachel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.