Genesis 29:15

15 Daarna zeide Laban tot Jakob: Omdat gij mijn broeder zijt, zoudt gij mij derhalve om niet dienen? verklaar mij, wat zal uw loon zijn?

Genesis 29:15 Meaning and Commentary

Genesis 29:15

And Laban said unto Jacob, because thou [art] my brother
Or nephew, his sister's son, (See Gill on Genesis 29:12):

shouldest thou therefore serve me for nought?
nearness of kin was no reason why he should serve him freely, or for nothing, but rather why he should be more kind to him than to a stranger, and give him better wages:

tell me, what [shall] thy wages [be]?
by the day, or month, or year; signifying he was willing to give him anything that was just and reasonable, which was very well spoken; and this gave Jacob a fair opportunity of opening his mind more freely to him, and for answering a principal end for which he came, as follows:

Genesis 29:15 In-Context

13 En het geschiedde, als Laban die tijding hoorde van Jakob, zijner zusters zoon, zo liep hij hem tegemoet, en omhelsde hem, en kuste hem, en bracht hem tot zijn huis. En hij vertelde Laban al deze dingen.
14 Toen zeide Laban tot hem: Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en mijn vlees! En hij bleef bij hem een volle maand.
15 Daarna zeide Laban tot Jakob: Omdat gij mijn broeder zijt, zoudt gij mij derhalve om niet dienen? verklaar mij, wat zal uw loon zijn?
16 En Laban had twee dochters: de naam der grootste was Lea; en de naam der kleinste was Rachel.
17 Doch Lea had tedere ogen; maar Rachel was schoon van gedaante, en schoon van aangezicht.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.