Genesis 29:12

12 En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder van haar vader, en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij heen, en gaf het aan haar vader te kennen.

Genesis 29:12 Meaning and Commentary

Genesis 29:12

And Jacob told Rachel
Or "had told" F9 her; before he kissed her, and lift up his voice and wept, as Aben Ezra observes:

that he [was] her father's brother;
his nephew by his sister, for such were sometimes called brethren, as Lot, Abraham's brother's son, is called his brother, ( Genesis 14:12 Genesis 14:14 Genesis 14:16 ) :

and that he [was] Rebekah's son;
sister to her father, and aunt to her, and whose name and relation she doubtless knew full well:

and she ran and told her father;
leaving the care of her flock with Jacob; Rebekah, in a like case, ran and told her mother, ( Genesis 24:28 ) , which is most usual for daughters to do; but here Rachel runs and tells her father, her mother very probably being dead, as say the Jewish writers F11.


FOOTNOTES:

F9 (dgyw) "et puntiaverat", Pagninus, Montanus; "renuntiaverat", Vatablus.
F11 Bereshit Rabba, sect. 70. fol. 62. 4. Jarchi in loc.

Genesis 29:12 In-Context

10 En het geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner moeders broeder, dat Jakob toetrad, en wentelde den steen van den mond des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijner moeders broeder.
11 En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende.
12 En Jakob gaf Rachel te kennen, dat hij een broeder van haar vader, en dat hij de zoon van Rebekka was. Toen liep zij heen, en gaf het aan haar vader te kennen.
13 En het geschiedde, als Laban die tijding hoorde van Jakob, zijner zusters zoon, zo liep hij hem tegemoet, en omhelsde hem, en kuste hem, en bracht hem tot zijn huis. En hij vertelde Laban al deze dingen.
14 Toen zeide Laban tot hem: Voorwaar, gij zijt mijn gebeente en mijn vlees! En hij bleef bij hem een volle maand.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.