Handelingen 20:25

25 En nu ziet, ik weet, dat gij allen, waar ik doorgegaan ben, predikende het Koninkrijk Gods, mijn aangezicht niet meer zien zult.

Handelingen 20:25 Meaning and Commentary

Acts 20:25

And now behold
This is not only a note of asseveration, but of attention, stirring up to observe what is here asserted:

I know that ye all, among whom I have gone preaching the kingdom of
God, shall see my face no more;
the sense is, that none of them should ever see him again, none of the churches of Asia, or the members of them; among whom he had been some years preaching the Gospel, the things concerning the Messiah, his kingdom and glory, and the meetness of the saints for, and their right unto the heavenly inheritance, prepared by God, and given by him to all that love him: Beza's ancient copy reads, "the kingdom of Jesus": this the apostle knew by divine revelation, by the same spirit in which he was going bound to Jerusalem, though he knew not whether he should die there or elsewhere; however, he knew, and was persuaded, he should visit these parts no more.

Handelingen 20:25 In-Context

23 Dan dat de Heilige Geest van stad tot stad betuigt, zeggende, dat mij banden en verdrukkingen aanstaande zijn.
24 Maar ik acht op geen ding, noch houde mijn leven dierbaar voor mijzelven, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, en den dienst, welken ik van den Heere Jezus ontvangen heb, om te betuigen het Evangelie der genade Gods.
25 En nu ziet, ik weet, dat gij allen, waar ik doorgegaan ben, predikende het Koninkrijk Gods, mijn aangezicht niet meer zien zult.
26 Daarom betuig ik ulieden op deze huidigen dag, dat ik rein ben van het bloed van u allen.
27 Want ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al den raad Gods.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.