Jeremia 44:8

8 Tergende Mij door de werken uwer handen, rokende anderen goden in het land van Egypte, alwaar gij gekomen zijt, om daar als vreemdeling te verkeren; opdat gij uzelven uitroeit, en opdat gij wordt tot een vloek, en tot een smaadheid onder alle volken der aarde?

Jeremia 44:8 Meaning and Commentary

Jeremiah 44:8

In that ye provoke me unto wrath with the works of your hands,
&c.] Their sinful actions, particularly their idolatry, by worshipping images, the works of men's hands; and though it was the queen of heaven they worshipped, which their hands made not, yet it was before images they did that; besides, the things they did to her were the worlds of their hands, as sacrificing, pouring out drink offerings, and as follows: burning incense;
which they did, not only to her, but to other gods in the land of Egypt;
where they were very numerous: whither ye be gone to dwell;
against the express will and command of God: that ye might cut yourselves off;
as from the worship of God, so from being his people, and from being under his care and protection, and from all privileges temporal and spiritual: and that ye might be a curse and a reproach among all the nations of
the earth?
not that this was their view, end, and design, but this was the event so it was, that they were looked upon as an accursed people of God and man, and their names were taken up for a proverb and a reproach everywhere.

Jeremia 44:8 In-Context

6 Daarom is Mijn grimmigheid en Mijn toorn uitgestort, en heeft gebrand in de steden van Juda en in de straten van Jeruzalem; zodat zij tot eenzaamheid en tot verwoesting geworden zijn, gelijk het is te dezen dage.
7 En nu, zo zegt de HEERE, de God der heirscharen, de God Israels: Waarom doet gij zulk een groot kwaad tegen uw zielen, opdat gij u den man en de vrouw, het kind en den zuigeling uit het midden van Juda uitroeit, opdat gij u geen overblijfsel overlaat?
8 Tergende Mij door de werken uwer handen, rokende anderen goden in het land van Egypte, alwaar gij gekomen zijt, om daar als vreemdeling te verkeren; opdat gij uzelven uitroeit, en opdat gij wordt tot een vloek, en tot een smaadheid onder alle volken der aarde?
9 Hebt gij vergeten de boosheden uwer vaderen, en de boosheden der koningen van Juda, en de boosheden hunner vrouwen, en uw boosheden, en de boosheden uwer vrouwen, die zij gedaan hebben in het land van Juda en in de straten van Jeruzalem?
10 Zij zijn tot op dezen dag nog niet verbrijzeld van hart, en zij hebben niet gevreesd, noch gewandeld in Mijn wet en in Mijn inzettingen, die Ik voor ulieder aangezicht en voor het aangezicht uwer vaderen gegeven heb.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.