Spreuken 29:5

5 Een man, die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen.

Spreuken 29:5 Meaning and Commentary

Proverbs 29:5

A man that flattereth his neighbour
That speaks smooth things to him gives him flattering titles, speaks fair to his face, highly commends him on one account or another: spreadeth a net for his feet;
has an idle design upon him, and therefore should be guarded against; his view is to draw him into a snare and make a prey of him; he attacks him on his weak side, and hopes to make some advantage of it to himself; wherefore flatterers should be avoided as pernicious persons; or he spreads a net for his own feet, and is taken in the snare which he had laid for his neighbour; or falls into the pit he dug for him, as Gersom observes; see ( Psalms 140:5 ) ( Hosea 5:1 ) .

Spreuken 29:5 In-Context

3 Een man, die de wijsheid bemint, verblijdt zijn vader; maar die een metgezel der hoeren is, brengt het goed door.
4 Een koning houdt het land staande door het recht; maar een, die tot geschenken genegen is, verstoort hetzelve.
5 Een man, die zijn naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen.
6 In de overtreding eens bozen mans is een strik; maar de rechtvaardige juicht en is blijde.
7 De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap niet.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.